Visieloos,

17-4-2019

Nog niet eens zo lang geleden had de gemeente Deventer grote ambities.
Jarenlang is er gesproken over het belang van de aantrekkelijkheid van de stad.
Belangrijk onderdeel daarvan was de wens voor een divers aanbod van cultuur en voorzieningen om
de stad aantrekkelijk te maken voor diverse doelgroepen.
Er zijn miljoenen uitgegeven aan haalbaarheidsonderzoeken en extra subsidies zodat
het Speelgoedmuseum de kans kreeg om zichzelf te vernieuwen,
het Burgerweeshuis de club van de toekomst zou worden en daarmee nog in lengte van jaren het poppodium van onze gemeente zijn en blijven.
Voorzieningen als het Vogeleiland een fijne trekpleister zou worden voor jonge gezinnen en het Kunstencircuit (voormalige Leeuwenkuil) kon zorgen voor een uitgebreid cultuuraanbod voor alle kinderen in onze gemeente.
Hoe anders is de situatie anno 2019, de nieuwe cultuurvisie van Deventer zorgt voor een complete kaalslag in het huidige aanbod.
Gaten in de begroting worden gedekt door het sluiten en te bezuinigen op het bestaande.
Het speelgoedmuseum moet haar deuren sluiten, het Burgerweeshuis wordt bedreigt in het voortbestaan, het Kunstencircuit zal niet meer in staat zijn haar huidige werkzaamheden uit te voeren en voor het Vogeleiland lijkt een toekomst zonder vogels de enige optie.
Het college probeert met rooskleurige bezweringen over vernieuwende projecten de tegenstanders de mond te snoeren. Vanzelfsprekend moet er ruimte zijn voor vernieuwing, maar zolang
niemand kan uitleggen hoe haalbaar deze vernieuwing in de praktijk zal zijn en welke bedragen hiermee zijn gemoeid zijn, is er sprake van luchtfietserij en vage proefballonnetjes.
Met lef en liefde voor Deventer was het motto van dit college. We zien echter weinig lef en met de liefde voor instellingen die hun bestaansrecht al jaren hebben verdiend valt het ook een beetje tegen.
De wil en de durf om Deventer echt een aantrekkelijke gemeente te laten worden, lijkt hiermee plaats te hebben gemaakt voor visieloze bezuinigingsdrift en ondoordachte plannenmakerij.

Kitty Schmidt