Een kwestie van cultuur
Het cultuurbeleid in Deventer blijft aanleiding geven tot een mengeling van verbazing en ergernis. Aan de ene kant verbazing dat een gemeente als Deventer cultuur behandelt als iets van ondergeschikt belang en ergernis dat er op vele cultuurdossiers maar besluiteloos wordt doorgemodderd.
Hierin werden we nog maar eens bevestigd door het rekenkamerrapport over cultuuraanbod en -beleid in de gemeente Deventer. Dit rapport kwam net op tijd, omdat de discussie over de nieuwe cultuurvisie in de startblokken staat.
Alhoewel er best positieve zaken te melden vallen, zoals het cultuuraanbod, werden we op een aantal punten ook bevestigd in onze kritiek op het cultuurbeleid van de afgelopen jaren. Zo blijkt uit het onderzoek dat de gemeente werkt met een cultuurvisie zonder ambities, wat eigenlijk iedereen al wist. Blijkbaar heeft men nog steeds geen flauw benul wat cultuur is, wat voor betekenis het heeft en wat men er mee wil, nu en in de toekomst.
Ander groot gebrek dat niet werd benadrukt in het onderzoek is dat bij de huidige cultuurvisie werd uitgegaan van het budget voor cultuur. Dit terwijl een visie begint met het inkaderen van ambities om vervolgens te kijken welk budget daarbij hoort.
Ongetwijfeld werd deze keuze ingegeven door de Zeeuws Meisje-mentaliteit van opeenvolgende Colleges. Daar is ook de totale besluiteloosheid om door te pakken in een aantal cultuurdossiers aan te wijten. Het College vond het blijkbaar prima dat er geen ambities waren, dan kostte het tenminste geen geld. Daarnaast hielp het ook al niet dat sommigen in de raad het verschil niet kenden tussen cultuur in de dorpen en cultuur in een grote stad. Als je cultuur echt serieus neemt dan is dat echt meer dan een veredeld dorpshuis met af en toe een optreden van de plaatselijke toneelvereniging.
Vanuit deze mentaliteit werd cultuur benaderd als kostenpost en de opbrengsten en voordelen van cultuur verdwenen totaal uit zicht. De Rekenkamer stelt in haar conclusies en aanbevelingen terecht om ook de positieve, maatschappelijke en financiële opbrengsten mee te nemen. Cultuur levert ook enorm veel op en het zou vanzelfsprekend moeten zijn om dit mee te nemen in het beleid.
De vraag is natuurlijk wat de consequenties moeten zijn van het rekenkameronderzoek en wat er moet gebeuren om ergernis en verbazing weg te nemen. Belangrijkste punt is dat we nu wel gaan nadenken over ambities en over wat voor culturele stad we willen zijn aan het eind van de looptijd van de volgende cultuurvisie en welke voorzieningen daarbij horen. De lat zou dan wat ons betreft een stuk hoger moeten komen te liggen en dat mag ook wat kosten. Dat we vertrekken vanuit een goede basis maakt het makkelijker om je nek uit te steken.
Ook zouden we de aanbeveling van de Rekenkamer ter harte moeten nemen om cultuurbeleid te zien in breder perspectief. Dat gaat niet alleen om maatschappelijke opbrengsten maar ook om het aanboren van nieuwe doelgroepen en bijvoorbeeld ook woningbouwambities. Wat dit laatste betreft is het natuurlijk mooi als daar de ambitie ligt om jongeren aan te trekken, maar dan moet je wel een passend cultuuraanbod bij hebben. Het is natuurlijk water naar de zee dragen als je uit pure krenterigheid dat nieuwe Burgerweeshuis niet bouwt.
Kortom, een nieuw cultuurbeleid vraagt een mentaliteitsverandering van het bestuur van deze stad. Nu maar afwachten of ze daar toe in staat zijn en of ambitie en een brede kijk tot een beter cultuurbeleid gaan leiden.